Beleggers straften de afgelopen weken het aandeel van Tesla af, ironisch genoeg omdat de fabrikant van elektrische wagens heeft bewezen dat er een markt voor is.
Vandaag rolt in het Californische Fremont het eerste exemplaar van het nieuwe Model 3 van de band. Voor de beleggers in het aandeel van Tesla is het een feestje in mineur. De fabrikant van elektrische wagens verloor immers op korte termijn 12 miljard dollar (10,5 miljard euro) aan beurswaarde, of omgerekend 340.000 exemplaren van de Model 3.
Hoe aanzienlijk die correctie is, blijkt uit het feit dat bij Tesla vorig jaar maar 84.000 elektrische wagens van de band rolden. Het is een magere troost dat die modellen wel dubbel zo duur zijn als de Model 3, waarvan het basismodel een meer budgetvriendelijke 35.000 dollar kost.
Te rooskleurig
Dat maakt dat het voor Tesla plots wringen is in dat bad, en dat beseffen beleggers nu maar al te goed. Ze waren het afgelopen jaar misschien ook gewoon te rooskleurig geworden over het klein duimpje dat de reuzen ging omleggen. Zo stootte Tesla ondanks zijn beperkte productie in de voorbije maanden eerst Ford en later ook General Motors van de troon als meest waardevolle Amerikaanse autobouwer.
Door de forse correctie – het aandeel noteert ruim 20 procent onder zijn piek van 23 juni – moet Tesla ondertussen weer GM voor zich dulden. Met een koers van 309 dollar ligt het aandeel overigens nog altijd een heel eind boven het koersdoel van 190 euro dat het deze week opgeplakt kreeg van Goldman Sachs. De zakenbank is bezorgd dat er heel wat minder potentiële kopers zijn van de bestaande modellen van Tesla dan beleggers denken, en vermoedt dat ook de verkoopcijfers van het Model 3 zal tegenvallen.
Het bedrijf van Elon Musk is ondanks de recente beursperikelen natuurlijk nog niet afgeschreven. Tesla kan met zijn verse bolide een nieuwe markt ontsluiten van ecologisch bewuste chauffeurs voor wie de elektrische wagens van de eerste generaties gewoon te duur waren, en zo zijn criticasters lik op stuk geven. Het heeft ook een mooie voorsprong op Volvo Cars, dat pas tussen 2019 en 2021 zijn eerste volledig elektrische modellen op de makt brengt. Marktanalisten verwachten trouwens dat de gevestigde orde zich de komende jaren nog vooral zal focussen op het tussensegment van de hybride wagens, die een efficiënte verbrandingsmotor combineren met een elektrische.
Oud lesje
Tesla-beleggers kregen deze week niettemin een oud lesje voor de kiezen, namelijk dat de pionier in een technologie daarom nog niet de finale winnaar is. Het kan verstandiger zijn om te focussen op de fabrikanten van onderdelen die sowieso in de eindproducten belanden. Neem het voorbeeld van het Internet of Things. Wie daar ook the next big thing maakt, in 90 procent van de gevallen zal dat met een microcontroller van het Britse ARM Holdings werken, dat de industriestandaard is.
In de autowereld is het Belgische Melexis een prachtvoorbeeld. In elke nieuwe wagen zitten er gemiddeld acht van zijn chips, in luxewagens is dat een veelvoud. De micro-elektronica heeft sensoren die bijvoorbeeld meten hoe zwaar een inzittende is, de bandendruk meten en de airco en cruise control regelen. Ze bepalen de positie van de wagen, en houden in de gaten of er zich iemand in de blinde hoek van de chauffeur bevindt.
Tesla is zich wel bewust van de kracht van dit model, maar ziet het – typisch – meteen weer groots. Zo wil het nog voor het jaareinde in Australië een lithiumbatterij bouwen van 100 megawattuur, liefst drie keer krachtiger is dan wat nu bestaat. Het eerste exemplaar zal aangesloten worden op een windmolenpark, zodat er bij een stroomuitval in de streek van Hornsdale nog altijd elektriciteit voor handen is. Geen overbodige luxe, aangezien de bewoners en bedrijven daar de voorbije jaren meermaals in het donker zaten. Een beetje arrogant naar de beleggers toe, dat wel. Als Tesla de klus niet tijdig geklaard krijgt, moet de Australische deelstaat niet voor haar reuzenbatterij betalen.
Laat een reactie achter