Wie met het openbaar vervoer reist tussen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht moet in 2040 binnen een uur van deur tot deur komen. Een groot netwerk met directe verbindingen naar drukbezochte plekken in steden is de oplossing. In dunbevolkte gebieden moeten innovaties zoals zelfrijdend vervoer ervoor zorgen dat reizigers ook in de toekomst snel en comfortabel op hun bestemming kunnen komen.
Dat staat in een gezamenlijke toekomstvisie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, provincies, spoorbeheerder ProRail, NS, andere openbaarvervoerbedrijven en de zogenoemde metropoolregio’s. De wachttijden moeten korter door metro’s, lightrails en bussen frequenter te laten rijden. Het ov moet volgens de initiatiefnemers door de maatregelen over dik twintig jaar een stuk sneller en slimmer zijn.
Dat de reistijd tussen de vier grote steden flink omlaag moet, is omdat daar steeds meer mensen wonen en werken en de reisbehoefte dus groot is, zo staat in het rapport. Ook tussen de Randstad en ‘economisch sterke gebieden’ als Arnhem-Nijmegen en Breda-Tilburg-Eindhoven moet de reistijd verkort worden. Daardoor zullen treinen in sommige gevallen minder tussenstops gaan maken.
Het huidige plan richt zich vooral op snellere reizen van deur tot deur. Tussen de NS-stations van de vier grote steden is het al mogelijk te reizen binnen een uur. Alleen een deur tot deur reis duurt vaak veel langer. Zo duurt een reis van het vestigingsadres van Treinreiziger.nl in Rotterdam naar de P.C. Hoofdstraat in Amsterdam al snel 90 minuten. Het zal ambitieus worden om dat soort reizen met minimaal 30 minuten te verkorten.
De vraag is of het de ov sector gaat lukken om het ov aanzienlijk te versnellen. Tot nu toe heeft de sector vele plannen gemaakt, en deze tot nu maar deels uitgevoerd in een veel lager tempo dan de bedoeling was. De visie erkent dat het sneller maken van de trein duur en tijdrovend is. Daarom pleiten de opstellers van het plan vooral om het voor- en natransport sneller en beter te maken. Daarnaast is er in het plan een rol weggelegd voor de intercitybus. “Op sommige verbindingen, zowel binnen Nederland als grensoverschrijdend, kunnen kwalitatief hoogwaardige bussen een goed langeafstandsproduct leveren” aldus de visie.
Verder kunnen nieuwe technieken als zweeftrein of hyperloop mogelijk het netwerk sneller maken. “Het is nog onduidelijk of ze in Nederland tot een goede businesscase kunnen komen; als dat zo is, dan spelen we er op in” stellen de vervoerders en overheden.
Eerder werd al duidelijk dat zelfrijdend openbaar vervoer uitkomst moet gaan bieden in dunbevolkte regio’s. Er wordt niet alleen gedacht over zelfrijdende bussen, maar ook zelfrijdende treinen. In Friesland en andere dunbevolkte gebieden wordt onderzocht of bushaltes kunnen worden uitgebreid naar grote ‘overstaplocaties’ met deelauto’s en -taxi’s en elektrische fietsen. Op en rond vliegvelden moet zelfrijdend vervoer op den duur ook uitkomst bieden.
“Er is de afgelopen jaren al veel veranderd, zoals de ov-chipkaart die nu al helemaal geïntegreerd is in ons systeem”, aldus staatssecretaris Sharon Dijksma (Infrastructuur). ,,Om de reiziger ook na 2040 goed te kunnen blijven bedienen is het belangrijk dat alle betrokken partijen het eens zijn geworden over de richting waarin het openbaar vervoer zich in stedelijke en in dunbevolkte gebieden moet ontwikkelen. Daarbij is ook belangrijk dat we sneller kunnen én durven inspelen op nieuwe ontwikkelingen en innovaties.”
Laat een reactie achter