De Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) verwijt minister Kamp dat hij te negatief is over windmolens op land. Volgens de NWEA worden windturbines steeds stiller en is het uiteindelijk een ‘kwestie van smaak’ of molens het landschap verstoren of verrijken en zijn ze effectief tegen klimaatverandering.
De NWEA vertelt echter niet dat de bewoners niets aan die stillere turbines hebben, want die komen gewoon dichter bij hun huizen te staan zodat ze daar uiteindelijk toch evenveel geluidsoverlast veroorzaken. Stillere turbines zijn alleen maar leuk voor de bedrijfsomzet van de eigenaar omdat die meer molens kan plaatsen. De NWEA gaat er ook aan voorbij dat nog maar een paar jaar geleden de geluidsnormen voor windturbines aanmerkelijk zijn opgerekt om meer ruimte voor windturbines te scheppen waardoor wij op afstand de soepelste normen hebben van heel West-Europa.
Buitenspel
De nieuwe normen zijn van rijkswege dwingend opgelegd, waardoor het lokale bestuur en de bewoners vrijwel helemaal buitenspel zijn gezet. De NWEA heeft destijds intensief gelobbyd voor deze verruiming. Het RIVM waarschuwde de regering dat 19 procent van de mensen die aan dit geluidsniveau worden blootgesteld hierdoor ernstige hinder zullen ervaren. En als zij zich permanent verschansen in hun huizen dan zal, aldus het RIVM, nog steeds 9 procent van de mensen ernstig gehinderd zijn. Deze prijs betalen omwonenden van windparken, en zij alleen.
En dit is niet de hele prijs die zij betalen. Deze mensen hebben ook te maken met slagschaduw en vaak ook nog eens met een zee van rode knipperlichten in de nachtelijke duisternis. Een fikse daling van de waarde van hun woningen is vaak het gevolg. Het is te eenvoudig om hieraan voorbij te gaan en windmolens slechts te bestempelen als een kwestie van smaak.
De NWEA vindt dat Nederland het zich niet kan permitteren om minder windmolens op land te bouwen, met als argument dat we in 2023 pas 16 procent van onze energie duurzaam zullen opwekken, als we dat al halen. Wat de NWEA niet meldt is dat windmolens op land nooit meer dan een paar procent zullen kunnen bijdragen aan onze energiebehoefte en dat die paar procent ons vele miljarden gaan kosten aan subsidie. Wat de NWEA ook niet meldt, is dat windparken op zee en zonne-energieparken op land tegenwoordig goedkoper stroom produceren dan windparken op land.
Heilig in Den Haag
Die 16 procent is overigens alleen heilig in Den Haag: het is niet meer dan een politieke afspraak die we morgen dus kunnen veranderen. Van de resterende 84 procent zal misschien nog een enkel procentje van windmolens op land kunnen komen maar dan hebben we het helemaal gehad. Laten we daarom niet doorzwemmen in de fuik van meer windmolens.
De snelste en meest efficiënte manier om een duurzame energievoorziening dichterbij te brengen is bezuinigen. We kunnen met minder energie toe, en dit geldt voor alle grote groepen verbruikers. Vaak liggen de technieken al klaar. Zo valt er veel winst te halen uit verbetering van fabrieksprocessen, isolatie van woningen en kantoren, zuiniger personenauto’s, terugbrengen van de maximumsnelheid.
Veel is gelukkig al gerealiseerd. Laten we daarnaast zo snel mogelijk werk maken van de enige duurzame energiebron die perspectief biedt: zonne-energie. Zonnewarmte wordt al heel efficiënt benut, en de vooruitzichten voor zonnestroom zijn veelbelovend.
Het is winst dat de minister nu inziet dat windmolens op land voor overlast zorgen, maar het is jammer dat hij het huidige beleid toch nog tot 2023 wil voortzetten. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Laat een reactie achter